Woordenschatlijst

Aanaarden 

Deze techniek wordt vaak gebruikt bij de teelt van aardappelen. De aarde rondom de plant wordt tegen de plant opgehoopt om een heuveltje rond de plant te bekomen. De stengel van de plant komt hierdoor voor een deel onder de grond te staan.

Aar

Dit is een soort bloeiwijze waar de bloemetjes of aartjes op een bloeispil (hoofdas) zitten. Bij grassen zijn de aartjes een typisch deel van de bloeiwijze.

Afharden 

De plantjes die je binnen hebt voorgezaaid, langzaam laten wennen aan de koude buitenlucht. Dit doe je door ze enkele uren (gedurende een week of enkele dagen) buiten te zetten alvorens je ze in volle grond plant.

Amaratenfamilie, Amaranthaceae 

Deze plantenfamilie wordt vaak in de moestuin gezien. Hiertoe behoren onder meer de spinazie, warmoes en bieten

Anaeroob

Elke organisme dat kan leven in de afwezigheid van gasvormig zuurstof.

Autosteriel

Fruitbomen of planten die enkel vruchten dragen na bestuiving door andere bomen of planten, die niet noodzakelijk tot dezelfde cultuurvariëteit behoren.

Bestuiver

Een insect of ander dier dat pollen of stuifmeelkorrels transporteert van de ene bloem naar de andere of van de helmhok naar de stempel in dezelfde bloem.

Bestuiving

Overdracht van stuifmeelkorrels van helmhokjes van de meeldraad naar stempel van de stamper.

Biodiversiteit

Omvat de diversiteit aan levensvormen binnen een bepaald gebied of systeem maar ook de diversiteit aan systemen of de genetische diversiteit binnen één soort.

Bladgroen 

Dit pigment vinden we onder andere in planten terug. Het heeft een groene kleur aan de bladeren. Het bladgroen bevindt zich in bladgroenkorrels in de plantencel. Ze kunnen de energie van de zon capteren en die gebruiken om suikers te produceren. Dit proces wordt fotosynthese genoemd.

Bloemhoofd

Dit is een bloeiwijze waarbij de bloem eigenlijk uit meerdere kleine bloemetjes is opgebouwd.

Bloemsteel, bloemstengel

 Deel van de plant waaraan de bloem en dan de vrucht, aan de stengel zijn gehecht. Indien er meerdere bloemen op de bloemsteel staan, spreken we van bloemspil of rachis.

Chlorofyl 

Zie bladgroen

Composietenfamilie

Asteraceae, deze plantenfamilie wordt vaak in de moestuin gezien. Hiertoe behoren onder meer de andijvie, artisjok, sla, schorseneer en aardpeer. Binnen de wilde planten horen ook de margriet en de paardenbloem hierbij. De term ‘composiet’ verwijst naar het feit dat wat wij aanzien als één bloem, in werkelijkheid een verzameling is van vele, kleine bloemen.

Compost, compostaarde

 Compost is een belangrijke grondstof dat ontstaat uit compostering van organisch materiaal. We maken onderscheidt tussen onrijpe compost (hierin zien we nog onverteerd organisch materiaal) en rijpe compost (donkerbruine, kruimelige aarde zoals humus). Onrijpe compost wordt gebruikt als bodembedekking terwijl rijpe compost gebruikt wordt als bodemverbeteraar en om de bodem te voeden.

Cotyl 

Valse blaadjes die meestal per twee tevoorschijn komen bij het kiemen van het zaadje. Ze zijn te onderscheiden van de andere bladeren door hun verschillende vorm, vaak glad en ongenerfd. Op een plant van enkele weken oud zijn ze vaak nog zichtbaar: ze zijn kleiner dan de andere bladeren en bevinden zich onderaan op de stengel.

Dieven 

De zijscheuten die in een bladoksel ontstaan op de hoofdstengel. Dieven is tevens het verwijderen van okselscheuten bij tomaten. Dit doen we omdat deze scheuten veel voedsel onttrekken aan de plant en vaak weinig vruchten dragen.

Drachtplant

Is een plant dat veel voedsel (stuifmeel en nectar) levert aan insecten (o.a. bijen en hommels).

Duizendknoopfamilie

Polygonaceae, plantenfamilie waarvan de bekendste vertegenwoordigers in de moestuin boekweit en rabarber zijn.

Eenjarige plant 

Is een plant dat maximaal één jaar leeft. De plant doorloopt zijn volledige cyclus van ‘zaad tot zaad’ in deze korte periode. De plant vormt wortels, stengels, blaadjes, bloemen en vruchten waarna hij sterft.

Eenhuizig

Bij eenhuizige planten komen de mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant voor. De bloemen kunnen éénslachtig zijn, wat wil zeggen dat er mannelijke bloemen zijn (met enkel meeldraden) én vrouwelijke bloemen (met enkel stampers). Maar de bloemen kunnen ook tweeslachtig zijn (dus zowel meeldraden als stampers bevatten). Voorbeelden van eenhuizige, eenslachtige planten uit de moestuin zijn courgette, pompoen en maïs.

Ecosysteem

Een gemeenschap van levende organismen die onderling afhankelijk zijn, samen met hun niet levende omgeving en zich onderscheidt van naburige gemeenschappen. Er bestaan verschillende soorten ecosystemen denk maar aan een bos, de bodem, onze darmen. Door van jouw moestuin een biodivers ecosysteem te maken, help je ziektes en plagen te voorkomen of te beperken.

Fenologie

Het bestuderen van jaarlijks terugkerende fenomenen in de natuur.

Fileren 

Wanneer kiemplantjes zeer lange, dunne, fragiele stengels vormen omdat ze te weinig licht hebben (en soms ook te warm staan). Indien er niet tijdig wordt ingegrepen zijn deze plantjes gedoemd om te mislukken.

Forceren

is een teelttechniek waarbij je groenten in het donker laat groeien/opkomen. Dit levert meestal bleke en meer malse stelen en bladeren op die zachter zijn van smaak.

Fotosynthese 

is het proces waarbij lichtenergie gebruikt wordt om koolstofdioxide en water om te zetten tot suikers en zuurstof.

Ganzenvoetfamilie

Chenopodiaceae, deze plantenfamilie wordt vaak in de moestuin gezien. Hiertoe behoren onder meer de spinazie, warmoes en bieten. Deze familie is opgegaan in de amarantenfamilie.

Grassenfamilie

Poaceae, deze plantenfamilie kennen we vooral van ons gazon of onze weides maar ook de belangrijkste voedselgewassen behoren tot deze groep. Alle graangewassen zoals tarwe, haver, gierst,… behoren tot deze plantenfamilie.

Groenbemesters

Deze planten zaaien we op een stuk grond om daarna in te werken in de grond of te mulchen. Groenbemesters verrijken de bodem met voedingsstoffen en organisch materiaal. Ze worden meestal gezaaid na de hoofdteelt. Denk aan phacelia, gele mosterd,…

(F1-) Hybride

Zaad of plant afkomstig uit een kruisbestuiving van twee ouders die niet tot hetzelfde ras behoren. Dit zaad of deze plant is ongeschikt voor de zaadteelt.

Hybridisatie

Vorming van een hybride.

Hypocotyl

Dit is het deel van de stengel onder de zaadlobben.

IJsheiligen 

Een aantal heiligen van wie de naamdagen kort bij elkaar vallen en die traditioneel in Europa worden gebruikt als richtlijn om het einde van de nachtvorsten aan te duiden, typisch rond half mei. Op 15 mei wordt statistisch aangenomen dat de kans op nachtvorst onwaarschijnlijk is. Vanaf die dag kunnen vorstgevoelige planten (zoals tomaat, courgette,…) buiten worden geplant.

Kiemblad

zie ‘cotyl’.

Kiemkracht

Het vermogen van een zaadje om te kunnen kiemen, meestal uitgedrukt in jaren.

Komkommerfamilie 

Cucurbitaceae, deze plantenfamilie wordt vaak in de moestuin gezien. Hiertoe behoren de pompoen, courgette, komkommer, meloen en watermeloen.

Koude kas, koude bak 

Een soort onverwarmde mini serre gemaakt met een glas of plexiglas op een (houten) kader. De eerste zaaisels zijn hierin beschermd van de sterke kou en de temperatuur kan er bij zonnig weer snel oplopen.

Kruisbestuiving

Bestuiving van een bloem door het stuifmeel van een bloem afkomstig van een andere plant. Kruisbestuiving kan ook optreden tussen verschillenden rassen.

Kruisbloemigen

Brassicaceae, deze familie wordt vaak in de moestuin gezien. Hiertoe behoren onder meer kolen, raap, radijs, koolraap, rucola en mosterd. Eén van hun gemeenschappelijke eigenschappen is de scherpe smaak die ze te danken hebben aan een molecule of afgeleide hiervan: glucosinolaten. De term ‘kruisbloemigen’ verwijst naar de stand van de vier kroonblaadjes van de bloemen.

Kweekgras 

Dit ‘onkruid’ in de moestuin woekert snel en herken je aan zijn typische wortels. Het uiteinde ervan is wit, puntig en hard. Het is dankzij zijn sterke wortels dat de plant snel een groot oppervlak kan innemen en doorheen verschillende materialen kan groeien. Vroeger werd deze plant ingezaaid als bodembedekker.

Lookfamilie 

Alliaceae, deze plantenfamilie wordt vaak in de moestuin gezien. Hiertoe behoren onder meer de look, ui, sjalot, prei en bieslook. Daslook is een wilde, eetbare plant die tot dezelfde familie behoort. Eén van hun gemeenschappelijke kenmerken is de zwavelachtige smaak die ze te danken hebben aan een molecule of afgeleide ervan: thiosulfaat.

Losmaken, de grond

Het losmaken van de grond gebeurt met behulp van werktuigen zoals de spitvork, woelvork of schoffel. Door de grond los te maken, kunnen wortels, zuurstof en water gemakkelijker in de grond dringen.

Moedergesteente

Het oorspronkelijk sediment waaruit een bodem is ontstaan. De meeste Brusselse bodems hebben een lemig moedergesteente.

Mulch/ Mulching 

Het afdekken van de bodem (rond de planten) met grof organisch materiaal (mulch) zoals stro, gras, bladeren, houtsnippers,…

Mycelium, zwamvlok

Netwerk van schimmeldraden of hyfen dat het vegetatieve deel van de schimmel of paddenstoel vormt. Het myceleum is soms zichtbaar op organisch materiaal in ontbinding zoals de bladeren in de strooisellaag.

Mycorrhiza

symbiotische vereniging tussen plantenwortels en schimmels. Deze samenwerking is essentieel voor een optimale groei en ontwikkeling van veel planten, ook in de moestuin. In ruil voor suikers, levert de schimmel mineralen en andere voedingsstoffen waaraan de plant een tekort heeft. Het geheel aan mycorrhiza wordt ook wel het Wood Wide Web genoemd.

Nachtschadefamilie

Solanaceae, deze plantenfamilie wordt vaak in de moestuin gezien. Hiertoe behoren onder meer de tomaat, paprika, aubergine en aardappel. Bij de wilde planten van bij ons, is er de zeer giftige wolfskers. De bladeren van de leden van de nachtschadefamilie zijn steeds giftig, zelfs die van de tomaat!

Onrijpe compost 

Jonge compost dat nog niet volledig is afgebroken. Je kan deze als bodembedekking gebruiken maar haal deze er terug af als je gaat zaaien en werk hem niet in in de bodem.

Plantenhormonen

 Hormonen die de plant aanmaakt onder bepaalde omstandigheden.

Pootlijn

Hulpmiddel om op rechte lijnen te zaaien en te planten. Zet twee stokken uit met daartussen een touw gespannen. Het touw leid je om op een rechte lijn een plantvoor te trekken of plantgaten te maken.

Ras

Een plantengroep, omschreven volgens het internationale UPOV-verdrag en als zodanig is geregistreerd, met unieke en herkenbare eigenschappen.

Rokken 

Verzameling van vervormde bladeren die de ui vormen en die dienen als voedselreserve en beschermlaag.

Rijpe compost 

Compost van minstens één jaar oud dat volledig is afgebroken. Rijpe compost lijkt op aarde en ruikt naar bosgrond. Deze kan in de bodem worden ingewerkt om het bodemleven te voeden.

Rotatieteelt

zie ‘Wisselteelt’.

Schermbloemenfamilie

Apiaceae, deze plantenfamilie wordt vaak in de moestuin gezien. Hiertoe behoren onder meer de wortel, peterselie, selder, kervel en venkel. Leden van deze plantenfamilie hebben allemaal bloemen die als een parasol (scherm) bijeen staan.

Schimmel 

Schimmels zijn eukaryote organismen die samen het rijk van de Fungi vormen. Sommigen leven op dood materiaal (saprofyten), sommigen leven ten kosten van een levend organisme (parasieten) en anderen leven samen met hun gastheer in symbiose. De meeste schimmels zijn zeer nuttig in de moestuin en leven samen in symbiose met de planten of breken dood materiaal af. De meest gekende schimmels zijn echter de schimmels die schade veroorzaken aan de moestuinplanten. Bijvoorbeeld schimmels die op de bladeren of vruchten ontstaan waardoor ze verkleuren, uitdrogen of rotten. Meeldauw op tomaat en aardappel of roest op graan zijn bekende schimmels.

Schoffelen 

De grond oppervlakkig losmaken met een schoffel, hak of krabber. Regelmatig schoffelen helpt om de groei van het onkruid en de vorming van een ondoorlaadbare korst tegen te gaan. Dit bevordert de kieming, een betere infiltratie van het water en zuurstof en helpt tegen uitdroging. Door te schoffelen snijd je immers de capillaire waterbuisjes door waardoor het opstijgende water niet meer kan verdampen.

Stengelknol 

Knolvormig opgezwollen stengel met reservevoedsel zoals bij bijvoorbeeld de aardappel.

Stro

De gedroogde stengels van graanplanten.

Symbiose  

Is het langdurig samenleven van twee of meer organismen van verschillende soorten waarbij de samenleving voor ten minste een van de organismen gunstig of zelfs noodzakelijk is. Meestal wordt deze term gebruikt voor samenlevingsvormen waar beide organismen baat bij hebben. Voor dit laatste is mutualisme een correctere term.

Tranen 

Verlies van sap uit een plant vaak door snoei in de lente.

Tweehuizig

Tweehuizige planten hebben ofwel vrouwelijke (met enkel stampers) ofwel mannelijke bloemen (met enkel meeldraden met stuifmeel). De mannelijke en vrouwelijke bloemen staan dus altijd op aparte planten. Dit is bijvoorbeeld zo bij kiwi en spinazie. Slechts 4% van alle planten zijn tweehuizig.

Tweejarige plant 

is een plant dat twee jaar nodig heeft om zijn cyclus van zaad tot zaad te voltooien. In het eerste jaar vormt de plant wortels, stengels en blaadjes, in het tweede jaar bloeit de plant en vormt vruchten waarna de plant afsterft.

Tweeslachtig

Tweeslachtige bloemen hebben zowel mannelijke (meeldraden) als vrouwelijke (stampers) voortplantingsstructuren.

Uitdunnen

Als kiemplantjes groeien, blijkt soms dat ze te dicht bij elkaar staan. Hierdoor groeien ze niet goed meer. Uitdunnen is een delicaat werkje waarbij je tussen duim en wijsvinger de kleinste, minst ontwikkelde plantjes eruit haalt zodat er terug voldoende afstand is tussen de resterende plantjes.

Uitlopen 

Uit een knop van een plant kan een nieuwe scheut/blad/tak ontstaan. Deze worden gevormd door het uitlopen van een knop.

Vals zaaibed

Dit is een techniek die helpt om onkruid te onderdrukken. Maak een zaaibed klaar alsof je er in wil zaaien. Maar in plaats van te zaaien, laat je eerst de onkruidzaden kiemen waarna de kiemplantjes worden weg geschoffeld. Pas na deze stap wordt gezaaid.

Variëteit

Taxonomische groep onder het soortniveau.

Vaste plant

Is een niet-houtige plant die langer dan twee jaar leeft. De plant kan meermaals in zijn leven bloeien en vruchten vormen.

Vegetatieve reproductie 

Ongeslachtelijke voortplanting of vermeerdering van de plant. Uit een deel van de plant kan terug een volledig geslachtsrijpe plant groeien. Dit door de vorming van knollen, bollen, broedknolletjes, uitlopers,…

Verbastering 

Verandering van een ras door hybridisatie.

Veredeling

Het ontwikkelen van planten die zo goed mogelijk aangepast zijn aan de eisen van de mens.

Vernalisatie

Het proces waarbij een koudeperiode de groei van planten beïnvloedt. Zo hebben sommige zaden een koudeperiode nodig om te kunnen kiemen of hebben planten een koudeperiode nodig om te kunnen bloeien.

Verspenen 

Kiemplantjes of kleine plantjes overzetten naar grotere potten.

Vliesdoek 

Een fijne doek, doorlatend voor water en licht. De vliesdoek beschermt de bovengrondse delen van een plant tegen vorst. De doek is eenvoudig aan te brengen en kan de planten beschermen bij late vorst in de lente of vroege vorstperiodes in de herfst.

Vlinderbloemenfamilie 

Fabaceae, deze plantenfamilie wordt vaak in de moestuin gezien. Hiertoe behoren onder meer de boon, erwt en tuinboon. Doorgaans wordt gezegd dat deze planten de bodem verbeteren door stikstof uit de lucht vast te leggen in de bodem. In werkelijkheid zijn het de Rhizobium bacteriën, die in hun wortels leven die de gasvormige stikstof kunnen vastleggen. Planten die in symbiose leven met deze bacteriën worden ook stikstoffixeerders genoemd.

Voorzaaien 

Plantjes zaaien in kleine potjes of bakjes, vaak binnenshuis of in een serre. Dit doen we door tijd te winnen of vroeger met de kweek van de plantjes te kunnen starten.

Vorstgevoelig 

Term die aanduidt dat een plant schade lijdt onder vorst (vriestemperaturen). Bijvoorbeeld: ‘Tomaat en courgette zijn vorstgevoelige planten’.

Vruchtwisseling

zie ‘Wisselteelt’.

Wieden

Onkruid verwijderen.

Winterdoek

 zie ‘vliesdoek’.

Windbestuiving 

De bestuiving gebeurt door middel van de wind. Dit is het geval bij bijvoorbeeld maïs.

Wisselteelt

Het afwisselen van plantensoorten op verschillende plaatsen in verschillende jaren. Deze techniek levert een gezonde bodem en planten op.

Wortelhals

De wortelhals bevindt zich op de overgang tussen de wortels en de steel. Bij sommige groenten zal de wortelhals rotten wanneer deze onder grond wordt begraven. Dit leidt tot plantensterfte (bijvoorbeeld bij sla, selder, aardbei,…).

Zaadlob

 zie ‘cotyl’.

Zaadbank

De hoeveelheid (onkruid)zaden opgeslagen in de bodem.

Zaadvast

Een ras dat, indien het weer uitgezaaid wordt, planten oplevert met dezelfde kenmerken als de ouderplanten.

Zaaibed

Techniek waarbij we op een beperkte oppervlakte zaaien met de bedoeling om de jonge kiemplanten later uit te planten of te verspenen. Dit kan in volle grond maar ook binnen in een bakje. Deze techniek wordt vooral gebruikt met traag groeiende groenten zoals kool, prei, selder,… De voordelen zijn veelvuldig. Je wint plaats in de moestuin en het is een stuk onderhoudsvriendelijker.

Zaaien, in groepen

Zaaitechniek waarbij telkens meerdere zaden in uiteenliggende groepjes in een rij worden gezaaid. Deze techniek vergemakkelijkt het onderhoud en de opkomst van de zaden. De techniek wordt ook gebruikt voor groenten die op elkaar steunen tijdens de groei zoals boon, tuinboon en erwt, voor andere groenten zal je per groepje moeten uitdunnen tot één plant (pompoen, courgette, biet, maïs).

Zaaien, in rijen

De klassieke manier van zaaien in de moestuin. Hierbij worden de zaden op gepaste afstand in de rij gelegd of voor kleinere zaden tussen wijsvinger en duim uitgestrooid. De voordelen: Gemakkelijk schoffelen tussen de rijen en het is voor iedereen duidelijk waar wat groeit. Sommige tuiniers gebruiken een pootlijn om in rechte lijnen te zaaien.

Zaaien, uit de hand

 Zaaitechniek waarbij we de zaden uit de hand, breedwerpig uitstrooien over een bepaalde oppervlakte. Hoewel je hiermee tijd wint ten op zichte van het zaaien in rijen, is deze techniek minder onderhoudsvriendelijk. Het wieden moet sowieso met de hand gebeuren. Deze techniek houden we dan ook enkel voor zaden met een snelle groei (radijs, kervel, raketsla,…) of voor zaden die als bodembedekker worden ingezaaid (veldsla, groenbemesters,…).

Zelfbestuiving

Bij zelfbestuiving belandt het stuifmeel op de stamper van dezelfde bloem of op de stamper van een andere bloem die zich op dezelfde plant bevindt. Dit laatste wordt buurbestuiving genoemd maar is ook een vorm van zelfbestuiving.