Photo © J.Kimbler
Bijen zei u? Maar welke dan!
Bijen wereldwijd
87 % van de bestuiving in de wereld gebeurt door dieren waarvan de meerderheid door insecten. De meest vertegenwoordigde en meest efficiënte groep hiervoor zijn de bijen. Wereldwijd zijn er ongeveer 20.000 bijensoorten bekend. In België hebben we een bijna één vijfde van de Europese diversiteit, namelijk 403 verschillende bijensoorten (volgens de Belgian Red List of Bees, 2019).
De meest bekende bij is de honingbij (Apis mellifera), dit is een sociale bij die door de mens gedomesticeerd is. Deze bijen hebben een gesofisticeerde manier van samenleven. Imkers hebben vaak meerdere volkeren in hun bijenkasten die honing produceren en voor slechts enkele gewassen bij de bestuiving kunnen helpen. Dit is slecht één soort. De meeste andere bijen, wilde bijen, zijn solitair. Soms zijn er wel minimale samenwerkingsverbanden waar bijvoorbeeld een zelfde nestplaats wordt gedeeld. Bij bijvoorbeeld hommels (deze worden geclassificeerd onder de wilde bijen) kan men ook van rudimentaire kolonies spreken, waar ze met velen samenleven en samenwerken.
In Brussel
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er een 150-tal wilde bijen, zonder de honingbij meegerekend. Terwijl de verstedelijking oprukt en de landbouw meer naar de rand of buiten de stad verhuist blijft Brussel met zijn verschillende groene zones toch nog een grote variëteit aan plekjes bieden die door verschillende bijensoorten gebruikt kunnen worden. Zoals de vele parken en tuinen, natuurlijke randen en enkele natuurgebieden.
In de lente zijn er al enkele soorten bijen waarvan de larves reeds hun metamorfose hebben ondergaan en die hun nest verlaten. Dit is de eerst piek van het uitkomen van bijen (we hebben een tweede in het begin van de zomer).
Hieronder vind je enkele voorbeelden van soorten die je al kan aantreffen vanaf begin maart.
De gehoornde metselbij |
De grote wolbij |
©NJ. Vereecken |
©A. decostre |
nestelen in afgebroken twijgjes |
|
De grijze zandbij |
De gewone sachembij |
©NJ. Vereecken |
©NJ. Vereecken |
|
|
||||||
Hieronder vind je de link naar een mooie folder, gemaakt door Leefmilieu Brussel met een mooie voorstelling van de meest voorkomende bijen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Je kan deze gratis bestellen.
Op de website van Wildbnb vind je ook heel wat informatie terug over de Brusselse bijen. Wie zijn ze en hoe je ze kan identificeren.
Hoe is het gesteld met onze bijen?
De laatste decennia is er een sterke achteruitgang te merken in het aantal bestuivers, gepaard gaande met de algemene achteruitgang in biodiversiteit. Door hun grote belang als bestuivers, zijn er over de achteruitgang van de bijen heel wat studies gedaan.
We kunnen meerdere oorzaken identificeren, hoewel ze vaak ook aan elkaar gelinkt zijn. Sommige van de oorzaken zorgen voor direct bijensterfte, anderen hebben voornamelijk een invloed op plaatsen die geschikt zijn om te nesten en op de aanwezigheid van voedselbronnen. Bij het project SAPOLL (Sauvons nos pollinisateurs) maken ze een onderscheid van 7 categorien.
Klimaatverandering
Klimaatverandering heeft een groot effect op de habitats van bijen. We krijgen grotere gebieden waar leven niet mogelijk is voor deze insecten. Zo wordt het zuiden van Europa minder aantrekkelijk terwijl er in het noorden geen sprake is van een grote verbetering voor hun. In andere gebieden heeft de relatief snelle verandering een grote invloed op de interactie tussen bijen en ook invloed op wanneer de bijen uitkomen in tegenstelling tot wanneer hun voedselbronnen in bloei staan. (zie ook het onderzoek CliPS aan de ULB “Climate change and effect on Pollination Services”)
Verandering van het landschap
Er is een grote opmars van verstedelijking en op het platteland is er sprake van steeds minder diversiteit. Dit meer eentonige landschap zorgt voor minder voedsel (minder bloemen) en voor minder geschikte plaatsen om te nestelen. We noemen dit ook wel bloemarmoede.
Intensievere landbouw
Deze factor draagt ook bij aan de vorige probleem. Door een toename van monoculturen en een vermindering van variatie binnen gebruikte gewassen is er minder voedsel. Maar een intensievere landbouw houdt ook andere problemen in: overbemesting, insecticiden gebruik, herbiciden gebruik , minder groene elementen in het landschap, langere oogstperiodes, enz. met zich mee.
Pesticide
Van de vorige gevolgen van landbouw hebben pesticiden een aparte catégorie. Deze hebben namelijk een directe impact op de insecten zelf. Veel moderne insecticiden bevatten neonicotide die een grote invloed heeft op het gedrag van bijen en de morfologie van de uitgekomen bijen. Fungiciden hebben daarnaast een grote invloed op hun interne vertering. Beide samen zorgen voor veel bijensterfte. Dit is zeer duidelijk aantoonbaar bij imkers. Hoewel het minder waarneembaar is bij de wilde bijen, wordt verondersteld dat ze gelijkaardige effecten ondervinden van deze producten.
Het effect van bijenvolken gehouden door de mens
De laatste 50 jaren was er een hele sterke stijging in het aantal gehouden bijenvolken. Zowel om grote oppervlaktes aan landbouwgewassen te helpen bestuiven, als voor de productie van honing. Deze bijen gaan in directe concurrentie met wilde bijen voor voedsel. En ze bevoordelen enkele plantensoorten waardoor er ook een verandering komt in de samenstelling van wilde bloemen.
Ziekte overdracht tussen bijenvolken
Verspreiding van ziektes is ook een effect van meer gehouden bijenvolken maar wordt apart belicht, omdat deze ook voor directe sterfte zorgt. Bij deze bijenvolken zullen zich namelijk vaker ziektes ontwikkelen en infestaties van parasieten voorkomen. Door de hoge concurrentie met wilde bijen komen deze vaak ook in contact met elkaar en worden deze boosdoeners overgedragen door de honingbijen op hun wilde collega’s.
Vervuiling
Vervuiling heeft een groot effect op ons gehele milieu. De vervuiling heeft zowel een invloed op de aanwezige plantenpopulatie als op de fysiologie van de bij zelf. Het is niet altijd gemakkelijk om vervuiling aan te duiden als veroorzaker van precieze effecten, maar er is een duidelijk effect op de interactie tussen de bijen en de planten waarop ze zich voeden, dit blijkt uit een studie uit 2017 (Knop et al.,2017).
Wat kunnen wij doen om de bijen in de stad een handje te helpen?
Hier kijken we vooral naar hoe we zelf de handen uit de mouwen kunnen steken. Globale acties om de klimaatverandering tegen te gaan, minder te vervuilen en aan landbouw te doen met een mindere impact op de omgeving, zijn zeker ook heel belangrijk. Vaak is dit onder andere in de handen van de politiek, maar ook daar kunnen wij onze invloed op hebben, als we dat willen.
Voorzien in voedsel
Als je ergens een bij ziet wil dat zeggen dat hij zowel een nest als voedselbronnen ter beschikking heeft binnen een straal van 100 à 300 meter. Als voedselbron heeft de bij bloemen nodig die bloeien op hetzelfde moment als hij z’n nest verlaat. Om onze bijen te ondersteunen is het aan te raden om de variatie aan wilde bloemen, die er van nature aanwezig zijn, te behouden en eventueel meer plaats te geven, zij zijn namelijk al hun natuurlijke voedselbron. Je kan bijvoorbeeld zaadjes oogsten van deze bloemen om ze dan opnieuw uitzaaien en door te observeren kan je de meest bezochte meer aandacht geven. Het is hierbij belangrijk om op te letten dat het weldegelijk om inheemse planten gaat en niet om hun gecultiveerde neefjes en nichtjes. Deze varianten zijn vaak veredelt met het oog op schoonheid en grote maar zorgen voor een verminderde nectar en/of stuifmeel hoeveelheid. Bij Natuurpunt kan je een gratis e-book downloaden over het helpen van wilde bijen.
De volgende planten bloeien al vanaf maart en zijn inheemse superfood voor onze bijen:
Naam |
Lichtvraag |
Foto |
Brem (Cytisus praecox) |
zon tot half schaduw |
|
Gele cornoeje (Cornus mas) |
halfschaduw tot schaduw |
|
Pinksterbloem (Cardamine pratensis) |
zon tot half schaduw |
|
Slanke sleutelbloem (Primula elatior) |
halfschaduw tot schaduw |
|
Daslook (Allium ursinum) |
zon tot half schaduw |
|
Dagkoekoeksbloem (Silene dioica) |
halfschaduw |
|
Kleine maagdenpalm (Vinca minor) |
halfschaduw |
Waarom Bijplanten?
Veel wilde bijen vliegen uit in de lente. Maar zij zijn niet de enige. Ook de honingbij maakt dan zijn eerste vluchten. Op deze manier is er een groot aantal bijen die op hetzelfde moment op zoek gaan naar voedsel. Van een nest van een solitaire bij zullen er een tiental bijen uitvliegen. Bij een bijenkorf gaat dit over 50 tot 60.000 individuen. Het is dus belangrijk om in de stad niet te veel bijenkorven te hebben. Anders krijg je een grote druk op de voedingsbronnen voor de wilde bijen en is de kans groter dat er ziektes van de honingbij naar de wilde bijen overgaan. Het is daarom belangrijk dat hoewel het populairder wordt om bijen te houden in de stad, het aantal hiervan goed in de gaten gehouden wordt en is het nodig dat we ook in de stad gaan voorzien in het aanplanten van meer bomen, struiken, klimplanten en bloemenweides (of bakken) om zo in deze grote vraag naar nectar en stuifmeel te voorzien. Vaak denken mensen dat bijen houden helpt om de bestuivers een handje te helpen maar het is meer te vergelijken met het plaatsen van een volière om de vogels te helpen. Veel hebben ze daar niet aan natuurlijk.
Waarom inheems?
De interactie tussen bepaalde planten en hun bestuivers is een verhaal van een lange co-evolutie. Sommige solitaire soorten voeden zich maar op één of twee specifieke plantensoorten. Dit heeft tot gevolg dat de vorm, morfologie en kleur van de bloem alsook de voedingswaarde van de nectar en het stuifmeel sterk zijn afgestemd op wie er deze bloem komt bestuiven.
Tegenwoordig wordt er voor de tuinbouw vaak gekozen voor grotere bloemen, meer kleur en langere blaadjes. Dit zorgt ervoor dat onze bestuivers niet meer tot bij de nectar of het stuifmeel geraken omdat ze niet groot genoeg zijn, of omdat hun tong niet lang genoeg is. Soms is de nectar of de pollen ook minder voedzaam. We planten in onze tuinen en parken heel wat exotische planten of gecultiveerde versies van onze wilde planten aan. Dit heeft tot gevolg dat, hoewel er van alles groeit en bloeit in onze tuinen en parken, onze bestuivers toch een groot tekort aan voedsel hebben. Zij die toch kost wat kost aan de nectar proberen geraken komen soms vast te zitten in de bloem en sterven zo in hun zoektocht naar voedsel. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de vlinderstruik, deze zeer attractieve plant trekt veel bestuivers aan maar kan in wezenlijkheid niet alle soorten voeden. Vaak sterven insecten in de buurt omdat ze uitgeput zijn van hun vruchteloze zoektocht.
Voorzien in water
Vaker en vaker hebben we zomers lange periodes met hoge temperaturen en aanhoudende droogte. Veel bijen en andere insecten hebben in zo’n periodes te maken met dehydratatie. Vele drinken namelijk in kleine plassen water of aan water dat zich verzamelt op planten, wat in zo’n periode moeilijk te vinden is. Het kan ze echt helpen door in dergelijke periodes een drinkplaats te voorzien waar ze op een veilige manier kunnen drinken. Dit is gemakkelijk te voorzien door in een ondiepe laag water (op een bord bijvoorbeeld) een aantal stenen of knikkers te plaatsen die niet helemaal onder water zitten. Zo creëer je een aangename landingsplaats waar ze voorzichtig kunnen drinken zonder te verdrinken. Iets wat je jammer genoeg wel vaker ziet in een drogere periodes bij fonteinen en andere niet natuurlijke waterpunten.
Voorzien in nestplaatsen
We kunnen de wilde bijensoorten in twee grote groepen indelen, zij die in de grond nestelen (vaak in zandige bodems die lekker in het zonnetje liggen) en zij die boven het oppervlak nesten (in holle takjes, afgebroken twijgjes, oude muren,…) of in reeds bestaande holtes zowel boven als onder de grond (verlaten gangen van andere dieren of insecten, dood hout, lege schelpen van slakken,…).
Dit geeft je een extra argument tegen het betonneren, beter zijn tegels met aangestampt zand ertussen en hier en daar wat onverharde zandige bodem. Een meer natuurlijke omgeving zal voor beide soorten een plus zijn.
Je kan ook een insectenhotel bouwen. Deze zijn fantastisch vanuit pedagogisch standpunt maar toch kunnen we er wat vraagtekens bij plaatsen. Zo’n hotel is namelijk heel aantrekkelijk voor insecteneters en ziektes en parasieten vinden er gemakkelijk hun weg van de ene naar de andere soort. Het is daarom misschien beter om te kiezen voor een aantal kleinere constructies die ook nestplaatsjes bieden ipv één groot hotel. Zo kan je op de één plaats een pot plaatsen met klei waar gaatjes in zitten van verschillende groottes en op een andere plaats een oude boomstam met gaatjes. Ook kun je hier en daar en blik met zachte twijgjes of bamboestokjes. Zo breng je een variatie van nestplaatsen op verschillende locaties aan. Als er op al die locaties maar een beetje zon is!
Hoe kunnen we ze observeren?
Week van de Bij
Op deze website van de Week van de Bij vind je heel wat informatie, activiteiten en zo veel meer. Een week om je eens echt in de bijen te verdiepen van 29 mei t/m 5 juni.
Identificeren
Op de website van Wildbnb vind je een heleboel interessante en bruikbare informatie. Via de volgende link vind je ondere andere heel wat tools om het identificeren te vergemakkelijken.
Je kan ook altijd proberen of je ze op foto kan vangen. Dan kan je met de app Obsidentify (gelinkt aan) gemakkelijk identificeren met welke bij je te maken hebt.
Ga op wandel in de natuur
Trek het groen in en zoek naar de bloemrijke weides of de vroegbloeiende struiken. Je zal er zeker al wel heel wat van onze vrienden kunnen spotten.
In het Jean Massart park is er ook een heuse bijenpad te volgen. Ontdek de geschiedenis van de band tussen mens en de bij en geniet terwijl van de natuur in dit mooie park.
Bibliografie
- Bartholomée, O., Aullo, A., Becquet, J., Vannier, C. & Lavorel, S. (2020), ‘Pollinator presence in orchards depends on landscape-scale habitats more than in-eld ower resources’, Agriculture,
- Ecosystems & Environment 293, 106806.
- Drossart, M., Rasmont, P., Vanormelingen, P., Dufrêne, M., Folschweiller, M., Pauly, A., Vereecken, N., Vray, S., Zambra, E., D’Haeseleer, J. et al. (2019), ‘Belgian red list of bees’.
- Knop, E., Zoller, L., Ryser, R., Gerpe, C., Hörler, M. & Fontaine, C. (2017), ‘Articial light at night as a new threat to pollination’, Nature 548(7666), 206209.